Toespraak van Herman Van Rompuy "Omgaan met levensbeschouwelijke diversiteit" Leerstoel Triest-Guislain, 24 oktober 2007 – Antwerpen
Het woord samen-leving is veel gebruikt de jongste jaren. Tevoren sprak men eerder van maat-schappij. Beide woorden klinken vriendelijk als men beseft wat hun achtergrond is. Op die manier worden ze van hun abstract en naamloos karakter ontdaan.
Maar zijn wij vandaag een samen-leving ?
Is ze dat ooit geweest ? En als ze het nu niet is, kan ze het nog ooit worden in de geïndividualiseerde, pluralistische en multiculturele ‘samenleving’ die we vandaag kennen ?
1. Leven met verschillen
De kunst van het leven – het persoonlijk leven – is precies samen leven. We moeten eerst leren leven met onszelf, met ons lichaam, met onze gebreken en beperktheden, met de dood. Ons diepere ‘ik’, die haard van vrijheid, kijkt naar die andere ‘ikken’ die in ons of aan ons kleven. We ontdekken onszelf meer dan we onszelf zijn. De zelfaanvaarding is het begin van alle verdraagzaamheid en van alle wijsheid. ‘Bemin uw naast gelijk uzelf’ geeft dat goed aan. Het compromis begint bij uzelf. Natuurlijk wordt alles veel makkelijker als anderen aandacht hebben voor u, als u liefde gegeven wordt. Soms is het alsof men zichzelf makkelijker aanvaardt als anderen u aanvaarden. Eens de eigenliefde gestreeld kan er een positieve dynamiek ontstaan en wordt alles anders. Mensen kunnen vaak pas geven als ze eerst gekregen hebben. Tenzij wij over ‘heiligen’ spreken.
Maar de andere is niet steeds een vriend. ‘L’enfer, c’est les autres’ (Sartre). De andere is voor sommigen veelal een bedreiging : een concurrent, een rivaal, een tegenstander, een vijand of gewoon iemand anders met een andere taal, huidskleur, sexuele geaardheid, godsdienst die u niet het gevoel van ‘thuis’ geeft. Mensen zijn dikwijls op zoek naar zekerheden. Die vinden ze het makkelijkst bij gelijkgezinden of bij mensen die het zelfde ‘bloed’ hebben. Aan de rest moet men ‘wennen’. Iemand die met zichzelf verzoend is, went makkelijker aan het ‘vreemde’. Wie dat niet is en dus onzeker is heeft moeite met de andere. Hij of zij kan zelfs de neiging hebben de andere als minderwaardig te beschouwen om toch maar aan eigenwaarde te komen. Ik ben maar iets in de mate dat ik ‘meer’ ben dan de andere of liever dat de andere minder is dan ik. Het is het ‘vijanddenken’. Het kan ook zijn dat ik mezelf wil promoten door het ‘meerdere’ dat de andere zou hebben af te nemen. De ‘afgunst maat-schappij’ : een contradictio in terminis.
Het leven met anderen met verschillen kleeft dus aan de menselijke existentie. Het staat in het hart van elk menselijk leven. Ook in de omgang met God is er die dubbele verhouding van vriend of vijand : voor de enen is God de Al-machtige, de ultieme Liefde (met als symbool de Drievuldigheid), de Trooster, de Zingever, degene waarvoor elk van ons iets betekent, ingeschreven in de palm van Zijn hand. Voor anderen is God opium of gewoon wreed omdat hij niet optreedt tegen onrecht. God is de heer van het leven of van de dood.
Verschillen kunnen dus een verrijking zijn of een bedreiging. Het hangt in belangrijke mate af van uw ingesteldheid. Wie naar de ander toegaat en hem ontmoet ‘van aangezicht tot aangezicht’ merkt dat de ogenschijnlijke verschillen minder groot zijn dan gedacht. De voor-oordelen vallen veelal weg. In die naakte benadering merken we hoe elk van ons worstelt met dezelfde levensvragen, verdriet en vreugde beleeft aan het zelfde, op dezelfde manier klein en groot kan zijn. Die intermenselijkheid ruimt veel ideologische en culturele verschillen weg.
Afstand, mentaal en ruimtelijk, ‘ver-vreemdt’ mensen van mekaar. Zij geven de kans een beeld van iemand te scheppen, een karikatuur te maken die men zelf gelooft. De ‘vijand’ moet abstract zijn, want zodra hij concreter wordt vervallen tal van verschillen of liever worden de verschillen minder belangrijk. De verschillen bestaan nog maar ze vormen geen muur meer. Ze zijn niet langer bedreigend.
Sterker nog : volgens Levinas word ik door de ander opgeroepen tot onvoorwaardelijke goedheid en door op die roep te antwoorden word ik relationeel rijker en in moreel opzicht “beter” dan door welke eigen project ook. Die dynamiek van verantwoordelijkheid is heteronoom van aard. De ander is geen bron van vervreemding en verknechting, maar een bevrijding uit mijn natuurlijke hang naar narcisme.
Vanzelfsprekend is deze ervaring pas mogelijk als de openheid van weerskanten komt. Als in een contact de vooroordelen bevestigd worden dan pas breekt de hel los. De wereld wordt dan ingedeeld in ‘wij’ en ‘zij’, alsof beide homogene groepen zijn. De meest primitieve moraal is die van ‘goeden’ en ‘kwaden’. De paradox is dat dit niets te maken heet met ‘goed’ en ‘kwaad’.
2. Identiteit
Elke mens is verschillend van de andere. Groepen mensen verschillen eveneens van mekaar. Maar wat maakt die allerindividuele mensen tot een groep ? Wat vormt onze identiteit ? Boeddhisten zullen zelfs zeggen dat het Ego niet bestaat, dat het een eeuwig anders zijn is, ook zelfs biologisch. Het ‘ik’ is voor hen een abstractie en voor zover het bestaat moeten wij ons daarvan bevrijden. De bevrijding, de Verlichting is wanneer wij ons volledig losgemaakt hebben van het ‘ik’, wanneer onze identiteit niet meer bestaat. Dat is niet de Westerse opvatting. De individuele identiteit bestaat en is in menig opzicht positief. Het is ook de bron van creativiteit en van “vooruitgang”. Een groepsidentiteit bestaat ook. Ze wordt gevormd door iets wat het individu overstijgt : de taal, de ideologie, de cultuur, de gemeenschappelijke geschiedenis, het bloed, de geboorteplaats. Identiteit is meestal geen gecreëerde toestand maar een die men vindt, die voor u en na u bestond en zal bestaan en waarvan men maar een deel van het geheel is. Het toont het heteronome in ons aan. Ook hier zijn er mensen die beweren dat die groepsidentiteit een illusie is, een geestesconstructie. Iets wat men niet of niet goed kan omschrijven zou niet bestaan. Het is in mijn ogen duidelijk dat men hier aan wensdromen doet : men wil niet dat identiteit bestaat en dus verklaart men haar als niet bestaande. Die stelling wordt ingegeven omdat men zich niet thuis voelt in een groep waartoe men willens willens behoort of omdat men ‘groep’ vereenzelvigt met rivaliteit en opposanten.
Groepsvorming is natuurlijk. Het tribale, en in het verlengde hiervan het “nationale”, is geenszins uit den boze en moet niet verdrongen of verboden worden. We mogen er alleen niet bij blijven. “L’au-delà du tribal”.
Identiteit is nodig om te bestaan zowel als individu of als gemeen-schap. Mensen moeten zich ergens ‘thuis’ voelen. Zij moeten ergens aanvaard worden omdat ze zijn wat ze zijn. Daarom is gezin en familie zo belangrijk. Er is een gemeenschappelijkheid die weliswaar niet gekozen maar gegeven is. Daarom overstijgt ze ook individuen. Een groep die men zelf samenstelt of waartoe men vrij behoort is steeds veel brozer en kwetsbaarder. Indien de ‘wil’ er niet meer is valt de groep uiteen. Daarom is de verhouding ouder-kind duurzamer dan man-vrouw. In de groep zit een groot stuk fataliteit of ‘Geworfenheit’. « Le problème est, que, dans nos sociétés, chaque individu est sommé d’inventer son propre destin. Dans cette tâche l’autre gêne. Il faut réapprendre à vivre ensemble, sans se laisser dicter sa place par des structures archaïques figées sans non plus se sentir menacé par l’autre et se croire autosuffisant. » (Serge Hefez, 2007). Men kan ook de kenmerken van de groep ‘interioriseren’, ze tot de uwe maken, niet als gemakkelijkheidoplossing maar als de vrucht van veel inspanningen.
De moderne mens heeft een zeer ambigue verhouding met identiteit. Langs de ene kant wil hij vrij zijn, niet afhankelijk of heteronoom, meester van zijn lot. Hij aanvaardt weinig gezag, zeker niet in zijn ‘vrije tijd’. Daarom hebben hij of zij het ook moeilijk met aanvaarden van de fataliteit. Wij zijn control-freaks. ‘Zero risk’. Wij kunnen niet leven met de gedachte dat ondanks alles zich een ramp, een ontploffing, een aanslag, een besmetting, een vergiftiging kan plaats hebben. Audit op de audit wordt georganiseerd. De controleurs moeten gecontroleerd worden.
De dubbelzinnigheid zit hem hierin dat diezelfde hedendaagse mens enorm onzeker is over vrijwel alles : over zijn of haar toekomst, over zijn job, zijn huwelijk of relatie, zijn pensioen, de planeet, enz... Die onzekerheid wil hij goedmaken door naar een houvast te zoeken, van het localisme tot het nationalisme. Hij wil iemand zijn en als hij dat niet op zijn eentje kan wil hij behoren tot de winnende groep. ‘Ik voel mezelf niet sterk maar ik voel me sterk omdat ik behoor tot een sterke groep’. Het gaat dan niet om een groep van concrete mensen maar een naamloos geheel. Ik dacht hieraan als ik van de nieuwe politieke beweging in Nederland hoorde ‘Trots op Nederland’, om geen binnenlands voorbeeld te gebruiken. Zeer vlug zit men dan in een ‘wij’ en ‘zij’ denken, het ‘groepsdenken’ dat kan omslaan en ontaarden tot een vijanddenken. ‘Ich’ und ‘Du’ is de personalistische benadering. De enige die de mens als mens erkent en die een basis kan zijn van democratie en van vrede. Het groepsdenken heeft iets onvermijdelijks en tegelijk iets levensgevaarlijk. Zo sluipt in een hyper rationeel georganiseerde samenleving een grote brok irrationaliteit in. In de politiek kennen we dat verschijnsel zeer goed. De schommelingen in verkiezingsuitslagen in Europa wijzen op deze instabiliteit in de samen-leving.
Kortom, hoe met de ‘andere’ omgaan zodanig dat de positieve krachten het halen, de ‘deugden’, i.p.v. de negatieve die op vernietiging van de andere gericht zijn zoals ergernis, jaloersheid, haat, geweld.
3. Overtuiging
Het onderwijs heeft deze taak van ‘maieutiek’; het aanwezige goede bevrijden uit de moederschoot.
Het onderwijs als ‘volksverheffing’, de opvoeding als Bildung. Een onderwijs dat natuurlijk niet vertrekt van een ideale (open, kritisch, wijs, verdraagzaam, ondernemend en geëngageerd) mens maar dat toch een ideaal meegeeft.
Omdat precies de mens – ook de mens van vandaag – kwetsbaar en broos is mag de opvoeding hem een structuur en een overtuiging aanreiken. Een project van bijvoorbeeld christelijke levenshouding, zowel horizontaal als vertikaal, kan hem die identiteit geven. Als het een echt en doorleefd christelijk opvoedingsproject is zal het in wezen openstaan voor de andere en het andere. In tegenstelling tot het Oude Testament waar het rituele een grote rol speelt staat het Nieuwe Testament volledig in het teken van de naastenliefde gaande tot de heroïek van ‘bemin uw vijanden’ en ‘verdeel uw bezit en geef het aan de armen’.
De ‘verzuiling’ sloot zich af van de anderen en bouwde een eigen wereld op, zelfs een ‘tegenwereld’. Zij gaf geborgenheid en structuur. Teveel. De media- en informatiemaatschappij hebben die gesloten wereld op enkele decennia afgebroken veel meer dan om het even welk ideologisch offensief. Zonder dat cocon werden velen hulpeloos en gingen op zoek naar een nieuwe haven. Het andere extreem is een overaanbod van meerdere of veel overtuigingen - zeker in de kinderjaren - of van een overaanbod aan informatie dat soms veel verwarring achterlaat en weinig inzicht. “Une tête bien pleine, mais pas bien faite” (Montaigne). Dat prille Ego verzuipt in een groter geheel. En zonder een stevig ‘ik’ is het leven later moeilijker leefbaar.
Daarom is het verschil tussen multiculturaliteit en interculturaliteit zo belangrijk. In het eerste vertrekt men van een neutraal standpunt en blijft men een buitenstaander. Professor Roger Burggraeve (KUL) zegt dat dit alleen leidt tot multiculturele exploratie en dus tot syncretisme, relativisme en onverschilligheid en die op emotioneel vlak zelfs tot depressies en allerlei psychische identiteitsstoornissen kan leiden. Interculturaliteit vertrekt van de eigen cultuur en religie en niet van een neutraal standpunt. Intercultureel leren vertrekt van ‘binnenuit’.
Een moderne Westerse samenleving kan gelukkig geen enkel begrip opbrengen voor fanatisme en zelfs voor onverdraagzaamheid tout court, maar heeft het soms ook moeilijk met mensen die zekerheid of liever overtuiging uitstralen. Men is meer vertrouwd met vragen dan met antwoorden, meer met onverschilligheid dan met keuzes.
De confrontatie met de Islam is een ontmoeting met ‘strong convictions’ naast een ander ‘waarden- en normenbesef’. De onderwerping aan de Almacht van Allah botst op het modern individuele vrijheidsbesef. De onderwerping van de vrouw aan de man stoot op de in het Westen nog maar ‘pas’ verworven emancipatiegedachte. Het islamitisch extremisme met zelfs het leven als een offer aan de zaak is volkomen vreemd aan ‘onze’ cultuur waarin meerdere en opeenvolgende ‘loyauteiten’ normaal zijn. Moslims en autochtonen leven goeddeels langs elkaar in een nieuwe soort ‘verzuiling”, in aparte werelden met aparte normen en waarden.
Dat wekt angst op. Eens de grens van de angst bereikt houdt het denken op en wordt alles gezien en geïnterpreteerd doorheen één bril. Dat gevoel van bedreiging komt er nog sneller aan als er ook fysieke bedreiging is van het terrorisme. De zin voor nuance en schakeringen gaat zo verloren en de potentiële rijkdom van een religie en haar ethiek wordt niet meer waargenomen. Het vijanddenken uitgaande van een bepaald type Islam roept dan ook hier een vijanddenken op. Onverdraagzaamheid van de ene schept intolerantie elders. En toch moet deze vicieuze cirkel doorbroken worden omdat die gediversifieerde samenleving een feit is. Die tendens naar een gemengde bevolking zal alleen aangroeien in de demografische implosie die we in het Westen meemaken en de mondialisering van de economie. De markt kruipt waar ze niet kan gaan.
Wij moeten van een potentieel conflictmodel naar een pacificatiemodel. Andermaal is de Ich-Du-benadering cruciaal. Individuen zijn geen vijanden van mekaar. Groepen kunnen dat wel zijn, tenzij de spiraal van vervreemding wordt doorbroken. Interculturaliteit is meer dan louter multiculturaliteit. Actief – passief. Samen-leven i.p.v. vreedzame co-existentie. Dialoog en ontmoeting en inburgering en wettelijkheid. Op grote schaal haalt Ich-Du ook de muren van onverdraagzaamheid neer. Niet zozeer kennis maar wel mensen zijn de slopers van Berlijnse muren. Ik ben meer optimist dan vele anderen omdat ook in de Islam de secularisering is ingetreden en dat steeds meer zal doen ondanks tekenen soms van verstrakking en geslotenheid ook hier in het Westen. De consumptiesamenleving is de grootste vijand van extremisme. Zij heeft andere nevengevolgen die we nu moeten opvangen.
4. Polarisering
Ik maak me zorgen. Enkele jaren geleden spraken sommigen van de toenemende onverschilligheid tegenover de publieke zaak of bijvoorbeeld ook tegenover religie of ideologie. Vandaag gaat het meer om onverdraagzaamheid dan onverschilligheid. Nieuwe polariseringen nemen toe ondanks of dank zij de verder stijgende welvaart en in Vlaanderen een terugkeer naar een haast volledige werkgelegenheid.
In de wereld van vandaag – en ik bedoel hier niet mee : in tegenstelling tot ‘vroeger’ – is er een dubbel gevoel. Enerzijds ervaren velen het gebrek aan verbondenheid onder mensen als een verarming en een bron van vereenzaming – en dus zinloosheid – en anderzijds neemt de individualisering verder toe. Daar zijn tal van gegevens die deze trends aangeven zowel inzake zelfmoorden, depressies, geluksgevoel, familiale instabiliteit e.a. De individualisering laat zich ook gevoelen in het publieke leven. De sterke polarisering in de samen-leving neemt toe, ook tussen zogenoemde autochtonen. De nood aan een ‘wij’ en ‘zij’-verhaal groeit.
We moeten met de grote Franse filosoof, René Girard, erkennen dat in alle samenlevingsvormen en hun hele leven door, mensen in een relatie van naijver tegenover mekaar staan. De mens vult zijn eigen identiteit in door zich te spiegelen aan wat anderen zijn, hebben en waarderen. Wat de ander is, wil hij ook zijn; wat de ander heeft, wil hij hebben, zoniet blijft hij ontevreden.
Alles gaat natuurlijk veel vlotter wanneer dat respect voor de andere een tweerichtingsverkeer is. Als mensen merken dat de andere openstaat voor u, als hij uw persoon, uw cultuur en tradities, de wetten van het land waarin men zich bevindt respecteert dan is dit een uitnodiging en een aanmoediging om een gelijkaardig antwoord te bieden. De angst van de andere wordt verslagen door een uitgestoken hand, een glimlach, een antwoord in de taal van
de andere. Niets is zo ontwapenend als een positieve levenshouding. Natuurlijk is niet alles een zaak van mentaliteit en van moraal. Het wegwerken van sociale verschillen en discriminaties blijft een basis van vrede en van verstandhouding. ‘Deugd’ alleen is niet voldoende. Maar zelden is ‘cultuur’ zo belangrijk geweest als vandaag om sociale samenhang te bewerken.
De breuklijnen in onze samenleving zijn de jongste decennia verschoven. De tegenstelling tussen rijk en arm, tussen katholieken en vrijzinnigen zijn vervangen door andere. Vandaag gaat het meer om tegenstellingen tussen het Westen en het Oosten, tussen individualisme en gemeenschapszin, tussen Vlamingen en Franstaligen. Dat betekent niet dat de eerste tegenstellingen opgelost zijn. De armoede wordt steeds meer sociaal bepaald en niet economisch (alleenstaanden met kinderen, gepensioneerden). De christenen zijn een sociologische minderheid geworden waarvan verwacht wordt dat ze een verborgen leven leiden. Van de godsdienst wordt verwacht dat ze tot de private sfeer wordt herleid op een ogenblik dat de religie een grote rol kan spelen in het scheppen van een positieve levenssfeer. Op een ogenblik dat het christendom nooit zo ‘zuiver’ is geweest, ontdaan van macht en rijkdom, wordt ze soms gelijkgesteld met religieus fanatisme elders. In de media-samenleving krijgt bovendien elk religieus extremisme een aandacht buiten elke verhouding tot zijn ware invloed. De interreligieuze dialoog is van uitzonderlijk belang. Dialoog wil zeggen dat elk een eigen overtuiging mag hebben, dat er verschillen, ja grote verschillen zijn, maar dat men naar mekaar kan luisteren en met verschillen kan omgaan. De dialoog wil niet zeggen dat er een ‘compromis’ moet komen inzake inhoud maar wel inzake de wijze waarop we met mekaar omgaan. In de verhouding met de Islam is dialoog zeer belangrijk omdat zij nog in een fase is van geslotenheid die het katholicisme al geruime tijd achter zich heeft gelaten en moeten laten.
Paradox is dat er mooie concepten van samenhorigheid worden ontwikkeld maar dan voor de eigen groep of stam ! Er groeit zo een dubbele moraal die geruststellend moet zijn maar die, in elk geval, niet coherent is. Het eigene van polarisering is dat het een cumulatief proces is : het groeit steeds maar aan. Gelukkig hebben wij geen enkele cultuur van geweld om conflicten of tegenstellingen tussen groepen te beslechten. Die tendens legt wel een grote verantwoordelijkheid bij ‘verantwoordelijken’ in de politiek, de media en andere dragers van gezag en informatie. Woorden kunnen dodelijk zijn. Velen zijn zich daar niet goed van bewust. Anderen zijn de gevangenen van de logica van het systeem : de maximisatie van stemmen, van reclameopbrengsten, van winsten of gewoon van prestige en aandacht. De omslag van een particuliere naar een universele logica is moeilijk en vraagt moed. Tegendraads is moeilijker dan eigentijds. ‘Ik ben hun leider, dus moet ik hen volgen’ is een veel toegepast adagium. In een wereld die ik goed ken – de politiek – moet men soms alleen kunnen staan. Door ogenschijnlijk onpopulair of antipopulistisch te zijn kan men populair worden ! Het is evenwel geen zekerheid ! Politieke moed is een erg schaars goed.
De neergang van de Europese gedachte is zo’n teken van de omslag naar meer particularisme. De klassieke redenen die worden aangegeven zijn : de afstandelijkheid en de bureaucratisering van de Europese instellingen, de ondoorzichtigheid van de besluitvorming, de te snelle uitbreiding e.a. De dieperliggende reden is dat nieuwe landen, ‘anderen’, als een bedreiging worden aanzien hoewel alle studies aanwijzen dat dit gewoon niet klopt. Zelfs de globalisering laat ons toe dit jaar een BBP-groei te hebben van 2,7 pct, vorig jaar 3 pct en volgend jaar opnieuw 2 pct zijnde de trendmatige groei. De ‘andere’ boezemt angst in omdat velen existentieel angstig zijn. En men is angstig omdat men zich alleen voelt in de microsfeer maar ook alleen en machteloos in de macrosfeer. Wie vandaag de Europese gedachte als politiek leider verdedigt kan hiervoor op weinig enthousiasme rekenen, hoewel, ik herhaal het, onze economische toekomst zonder de EU niet veilig is. En zelfs niet alleen onze economische toekomst. Het particularisme houdt dus niet op aan de taalgrens of aan de landsgrens. Ze overwoekert wat daarbuiten gaat. Leven met verschillen vergt een zeker zelfvertrouwen en hoop. Generositeit en langetermijndenken zijn alleen mogelijk vanuit een positieve levenshouding.
5. Onverdraagzaamheid
Ik heb het woord ‘verdraagzaamheid’ niet steeds goed verdragen omdat het vaak tegen de katholieken is gebruikt om hen te culpabiliseren. Anderen vinden ‘verdraagzaamheid’ een teken van capitulatie en van zwakheid, bijvoorbeeld tegenover de Islam. Onverdraagzaamheid begint in de interpersoonlijke verhoudingen : wat ‘verdraag’ ik nog bijvoorbeeld van mijn partner, mijn kinderen, mijn buren, mijn collega’s ? Onverdraagzaamheid is het gevolg van egoïsme en van een verzieking van menselijke verhoudingen. Mensen staan tegenover elkaar niet als mensen, maar als rechtssubjecten !
Hoe ‘open’ durven we in het algemeen nog te zijn ? Ik ben het met de huidige premier op vele domeinen niet eens, maar ik ben ook maar dan sedert tientallen jaren een adept van Karl Popper. ‘The open society and its enemies’. Open en gesloten zijn sleutelbegrippen voor de samenleving van morgen. Maar ‘openheid’ komt niet spontaan tot stand. Het is een deugd die verworven wordt door een ‘omkering van de waarden’: niet ‘Ich’ maar ‘Du’, niet alleen in het dagelijkse of het familiale leven maar ook op de werkvloer en in de economie. De open mens is een mens-met-de-andere. Dan alleen is hij niet angstig. De open mens is iemand die afhankelijk durft zijn van anderen. Het heroïsch individu is een reus op lemen voeten. Openheid is geen abstractie maar moet doorleefd zijn, existentieel geworteld zijn. Het is geen techniek, geen gedrag, geen houding, maar ‘a way of life’, een ethiek van openheid voor ‘de’ andere, niet alleen openheid voor ‘het’ andere (culturen en ideeën). Het alternatief is de cultuur van rivaliteit, van moordende concurrentie, van jaloersheid, van verbaal geweld en uiteindelijk van fysiek geweld. Eens het pad van de openheid verlaten komt men op het hellend vlak van de geslotenheid.
Ik ben dus voor een ‘open’ samenleving, maar heb een andere opinie over de weg er naartoe.
6. Macht en onmacht van de politiek
Maar wat is de rol van de politiek in die heroriëntering van de samenleving naar meer samen-leven ?
De politiek is in alles, maar niet alles is politiek. Gelukkig maar ! De politiek – zeker in een politieke democratie – volgt de beschaving maar is maar sporadisch een maker van beschaving. Wetenschap, economie, het buitenland, de culturen geven meer gestalte aan de samenleving dan de politiek. De “pil” emancipeerde meer dan om het even welke wet. De politicus is een zichtbare figuur die verwachtingen en hoop van velen in zich draagt en daar ook de vaandeldrager wil van zijn. Maar hij geeft vaak een beeld mee van almacht terwijl hij elke dag geconfronteerd wordt met de ‘delivery gap’ (de kloof tussen beloften en realisaties) en elke dag ervaart dat hij leeft in ‘Das Regime der Ohnmächtigen”. Politiek is een overschatte bezigheid en velen in dit bedrijf leiden aan zelfoverschatting. Ook hier wist Karl Popper beter: ‘piecemeal social engineering’ achtte hij mogelijk en wenselijk. Liever kleine hervormingen achtereen in een democratie dan een revolutie die altijd in bloed eindigt. Politiek is meer dan ‘goed bestuur’ maar veel minder dan een droomfabriek. Politiek moet een visie hebben maar moet daar gans de samenleving bij betrekken, georganiseerd en niet, maar zeker de eerste. In een versplinterde samenleving (wat een contradictio in terminis!) zijn verenigingen van mensen van uitzonderlijk belang. Zij moeten stabiliteit geven. Het zijn als referentieaandeelhouders temidden van het verspreid actionariaat van een beursgenoteerd bedrijf. Als er tussen de overheid en de burgers onvoldoende sterke structuren staan is de weg vrij voor populisme, dat in het beste geval leidt tot immobilisme en in het slechtste geval tot heilloze polariseringen. Niets beweegt nog omdat men vreest kiezers voor het hoofd te stoten. Zitten we er trouwens vandaag reeds niet in zekere zin in ons land en zelfs in Vlaanderen in een geblokkeerde samenleving ?
De overheid moet de zelforganisatie van burgers aanmoedigen te beginnen in de gezinnen. Duurzame verbanden tussen mensen geven stabiliteit aan mensen, kinderen zowel als ouders. Verbondenheid leert men thuis. De politiek kan er niet voor zorgen dat mensen met mekaar overeenkomen maar ze kan wel mensen aanmoedigen, bemoedigen en structuren ontwerpen waar er naast vrijheid ook verantwoordelijkheid is. Niet ‘betuttelend’ maar ook geen premie voor het egoïsme. In de geschiedenis van de mensheid was men nooit zo vrij zijn leven in te richten zoals men wil. Vrijheid is soms moeilijker om mee om te gaan dan dwang of conventie. Daarom is verantwoordelijkheid – die altijd een verantwoordelijkheid tegenover de andere is – zo essentieel. Als men spreekt over respect, dans spreekt men niet zozeer van respect dat men wil krijgen maar van het respect dat men moet geven. Dat is de ‘omkering aller waarden’ die we moeten tot stand brengen. De samenleving kan niet zonder sociaal en zonder familiaal kapitaal. Zoniet is ze noch tot geluk in staat noch tot het zich inschrijven in een project dat mensen, tijd en ruimte overschrijdt. Wie alleen met zichzelf bezig is kan niet verder kijken dan ‘hic et nunc’.
We hebben ons van de ‘verzuiling’ ‘bevrijd’ maar wij blijven nood hebben aan sociale cohesie. Daarom moet in het onderwijs maatschappelijk concreet engagement aangemoedigd worden, zeker met de zwaksten.
Mededogen (‘compassion’) en edelmoedigheid zijn ‘deugden’ die vooraan moeten staan. Er moet een contrasterende opvoeding zijn tegen ‘Temptation Island’. Dat zijn niet de referenties die we nodig hebben (hoewel ik me erop betrap gekeken te hebben), omdat ze gebaseerd zijn op naijver en uitschakelen van anderen.
De commerciële logica is nu vaak dominerend. Een personalistische aanpak is anders. Kwetsbaarheid ontwikkelen en kwetsbaren – die elk van ons is – erkennen en helpen. Dat is een antidotum tegen de verharding en verruwing van de samenleving niet alleen in de economie maar ook in de dagelijkse omgang met mensen. Assertiviteit mag niet begrepen worden als agressiviteit.
‘De waarheid zeggen’ mag geen alibi zijn om mensen te kwetsen en te schofferen. De politiek zou hier bijvoorbeeld een voorbeeldfunctie kunnen vervullen door de wijze waarop men met elkaar omgaat. Ik ben na al die jaren niet meer vatbaar voor naïviteit maar ik ben ervan overtuigd dat de politicus van morgen meer een ‘gentle-man’ (of woman) zal zijn dan vandaag, die emotioneel intelligent is maar dus ook intelligent, die uit het particularisme van zijn partij of zijn groep kan treden en de moed heeft even alleen te staan omdat hij verder denkt dan de volgende trimestriële opiniepeiling. De politieke crisis vandaag is ook de crisis van de politiek. Ik maak me daarover veel zorgen.
Voor zover de politiek over een autonome actieradius beschikt moet zij, in de mate van het mogelijke, tegendraads zijn. Zij moet samen-horigheid stimuleren in een samenleving diep getekend door de economische cultuur van rivaliteit en concurrentie. “Ensemble tout devient possible” (N. Sarkozy). Zoals gezegd kan de politiek daar een bemiddelaar en een vertolker van zijn. Omgekeerd kan zij mensen tegen mekaar opzetten en dus het vijanddenken aanwakkeren. De politiek moet anderzijds zekerheid (of meer zekerheid) trachten te geven in een mondiale economie, in een kapitalisme dat bij definitie onzekerheid is. Tegelijk moet zij teveel zekerheid aftoppen om een levendige economie te houden. De politiek vandaag moet burgers van steeds meer verscheiden culturele identiteiten vreedzaam en respectvol met elkaar leren omgaan in een samenleving waarin teveel angst en onzekerheid is.
Ook hier kan men de vlucht vooruit kiezen en vervallen in verbaal geweld of in een lauwe ‘laissez-aller’, waarin geen inspanningen tot inpassing gevraagd worden. Beide leiden tot onverdraagzaamheid.
De opgave is zo groot dat dus wegduiken in electoralisme en populisme voor de hand liggen. De Franse presidentsverkiezingen werden beschouwd als een gevecht om waarden. “Les gens ne se mobilisent pas sur des mesures, mais sur des valeurs, sur le sens”.
Mag ik nogmaals herinneren aan de centrale waarde van de ‘andere’ ? Elke mens is een andere met een onherleidbare, vreemde onherleidbaarheid. Voor Levinas betekende die positieve houding respect, erkenning en bevestiging van de onherleidbare uniciteit van de ander zonder meer een overschrijding van het tribale en het nationale. “L’humain c’est la conscience qu’il y a encore un pas de plus à faire : apaiser le tribal. Scandaleuse exigence ! ».
Daar ligt een grote taak voor de moderne politiek : zelfovertreffing i.p.v. zelfoverschatting, respect geven en respect eisen, dialoog i.p.v. verbaal geweld. Maar dat is andermaal geen taak van politici alleen maar van allen die zich geroepen voelen tot verantwoordelijkheid voor de anderen.
Reacties